
Pasen in oorlogstijd
O Heer, die in uw lijdensnood
de strijd aanbond met zond’en dood,
hoor ons aanhoudend smeken
voor wie ten dode lijkt bestemd
door grof geweld, dat ongeremd
misdadig is gebleken.
De valse vijand van weleer
gaat hier op aarde wreed tekeer,
bedient zich van de leugen,
terwijl hij kinderen vermoordt
en roept dat wie zijn plan verstoort
eenvoudigweg niet deugen.
Hij trekt vernietigend zijn spoor
en gaat bloeddorstig daarmee door,
jaagt vrede naar de knoppen.
En alles wat hij achterlaat
zijn lichamen verminkt op straat;
wie zal zijn boosheid stoppen?
Maar U, die naar dit slagveld kwam,
Heer Jezus, het doorboorde Lam,
hebt toch het kwaad bedwongen?
De dood is al zijn angel kwijt,
er komt een eind aan deze strijd,
zoals wij daarvan zongen.
Er daagt een land van enkel licht
voor wie niet voor het onrecht zwicht
en hen die leugens blazen.
U die voor onze schulden boet
en wast de wonden met uw bloed,
geeft deze wereld Pasen!
Wij bidden uit een hart vol pijn:
laat ons uw vredestichters zijn,
een schuilplaats voor ontheemden.
Want wie uw liefde heeft geproefd,
helpt voort wie dringend hulp behoeft.
Zij zijn voor U geen vreemden!
Op de wijs van Gereformeerd Kerkboek 218, RH